MEGALIETEN > OVER DE MEGALITEN

Over de Megalieten



Hunebed D15 at Loon na een storm

Megalithische monumenten zijn grote stenen structuren die over de hele wereld worden gevonden, van het Midden-Oosten naar Noord-Afrika, in Europa van Spanje tot Scandinavië, in Indië en zelfs in het Verre Oosten. 'Megalieten' komt van het Griekse voor 'grote stenen', en hoewel hun leeftijd varieert, de meeste dateren uit het late Neolithicum, of 'nieuwe stenen tijdperk.' Vanaf 3500 VC, het late Neolithicum markeert de laatste fase in de epische overgang van nomadische jagen en verzamelen naar het het leven op een vaste plek leven dat de basis blijft voor onze hedendaagse manier van leven.

Mijn eigen interesse in de hunebedden werd aangewakkerd door een vroeg bezoek aan een van de hunebedden in Nederland. Deze zijn vooral te vinden in de provincie Drenthe. De Hunebedden behoren tot een soort van monument die gewoonlijk 'dolmens' worden genoemd. Ze zijn gegroepeerd langs de Hondsrug, een lange, verhoogde nok die loopt van noord naar zuid door het vlakke Nederlandse landschap.

De Nederlandse megalieten zelf zijn meer uitgebreid behandeld in de Hunebed Kaart op deze site. Hier heb ik geprobeerd om enig gevoel te creëren bij wat we weten over deze monumenten, en waarom ze gebouwd werden, van de neolithische revolutie waartoe zij behoren, en hun lopende grip op onze collectieve verbeelding.

De Aantrekkingskracht van de Stenen



Stonehenge, Engeland

De oorspronkelijke functie van de dolmens , hunebedden , steingraben en andere stenen kamers van Europa was om te dienen voor de funeraire en religieuze doeleinden van de Nieuwe Steentijd, maar zij werden ook nog gebruikt door latere volkeren tijdens de brons- en ijzertijd die volgden. Hun imposante uitstraling heeft talloze mythen, legenden en folklore geïnspireerd. En, dichter bij onze eigen tijd, de kringen van wetenschappelijke speculatie en mythologisering.

In vroegere eeuwen associeerde men de megalieten met reuzen en dwergen, goden en demonen. Vervolgens, te beginnen in de middeleeuwen, waren monumenten zoals het Britse Stonehenge afwisselend toegeschreven aan de Grieken, Feniciërs en Romeinen - en Stonehenge zelf werd toegeschreven aan Merlijn de Tovenaar (die zou hebben opgeroepen de stenen te verplaatsen van de oorspronkelijke locatie in Ierland) , onderdeel van een traditie die goed bleef tot in de 19e eeuw waarin men geloofde dat ze het werk van de Keltische druïden waren.

Net voor de vroege 20e eeuw, kwam men door archeologisch onderzoek achter dat de Europese monumenten geheel inheems waren, en dat zij een patroon onthulden van leeftijd en continuïteit voor het megalithische erfgoed van Europa. Stonehenge, bijvoorbeeld, werd gebouwd op de Salisbury Plain op een plaats die al heilig was voor semi-nomadische bouwers van de aarden grafheuvels. Dan, tussen 3000 en 2500 VC, is er een golf van binnenvallende 'Beker volken' uit hedendaagse Nederland en Noord-Duitsland die een meer verfijnde cultuur meegebrachten, in de vorm van wiskunde en een sterk georganiseerd gemeenschappelijk systeem. De enorme Sarsen stenen gerangschikt in hun structuren zijn gericht aan het pad van de zon, de solstitia, en andere natuurlijke en kunstmatige kenmerken van het oude landschap. Een derde fase, in 1500 BCE, heeft de ringen in astronomische patronen verder uitgewerkt, resulterend in de complexe structuur die nog steeds zichtbaar is.



Reusachtige D27 in Celtic Druids 1829

In de Europese traditionele folklore die vaak nog doorleefde in de 20e eeuw werden de stenen verondersteld te bewegen, draaien en zelfs te dansen om middernacht op de zonnewendes. Ze werden gebouwd door reuzen en bewoond door dwergen en feeën en men heeft vaak gedacht dat ze schatten bevatten. Er werden genezende werkingen en andere nuttige bevoegdheden aan de stenen toegeschreven en vandaag de dag worden ze nog steeds met veel eerbied behandeld.

Helemaal in de ban van de bekeringen, vertelden Christelijke zendelingen de heidense bevolking dat de stenen die ze vereerden het werk waren van de duivel, met als triest gevolg dat veel monumenten werden vernield. Een groot deel van et erfgoed is helaas verloren gegaan; de stenen werden afgevoerd door lokale boeren en nog veel meer werden afgebroken om kerken van te bouwen - vaak op dezelfde locaties. Voor de kerk was het slechts een kleine overwinning; in Engeland sprak men tot voor kort van 'naar de stenen gaan' om aan te duiden dat men naar de kerk ging. Vandaag de dag, in Rolde, waar het kerkhof tussen de kerk en een paar hunebedden ligt, is het een traditie om naar de hunebedden te wandelen na een bezoek aan de graven van dierbaren.



Willem Roelofs, Tynaarlo 1861

In Nederland worden ook veel stenen gebruikt in de 19e eeuw om dijken te versterken. In een verhaal dat typisch is voor deze regio's werd in 1829 op het Noord-Duitse eiland Rügen nog gesproken van 229 gigantische stenen graven - een eeuw later waren er nog slechts 38 over gebleven. In de Neolithische wereld stonden er ontzettend veel van deze constructies, vandaag de dag zien we helaas nog slechts een klein overblijfsel.

Tijdens een hernieuwde zoektocht naar de oorsprong en oorzaken van de steenformaties in de periode van de Renaissance, werden de opkomende Europese landen geleid eens te kijken naar de stenen als een bewijs van een oude stamboom die in lijn ligt met die van Griekenland en Rome. De zogenaamde reuzen werden nu beschouwd als de voorouderlijke nationale helden van de stam, ze dienden als om de bewering te legitimeren aan het landschap.

In de loop der jaren hebben de stenen geleid tot een inspiratie voor de rijke artistieke traditie. Van de prachtige en fantasievolle - vooral op het gebied van schaal - gravures uit de Renaissance tot de 19e eeuw, toen schilders als Caspar David Driedrich en Nederlandse impressionisten van de Haagse School (zoals Willem Roelofs), een mystieke betekenis van het landschap naar hun geromantiseerde beeldvorming hebben gebracht. Met de komst van de fotografie echter zijn de artistieke normen afgevallen, terwijl de nauwkeurigheden zijn verhoogd.


Het Neolithicum



Hunebed D17 bij Rolde

Het Neolithicum ( 'nieuwe stenen tijdperk') begon met de ontwikkeling van delanbouw in het Midden-oosten van het land, zo rond 10000 v.Chr. De grote megalithische stenen monumenten werden gebouwd tijdens het 'late-Neolithicum', van ongeveer 3500 tot 2500 v.Chr. en in de gebieden rond de Middellandse Zee tot zelfs omstreeks 800 v.Chr. In 3000 v.Chr. waren de meeste van de bekende locaties in Europa afgebouwd of nog in volle gang. Vanaf de dolmens, hunebedden en steingraben van Noord-Europa naar de grote rituele centra van Stonehenge, Avebury en Carnac.

De Neolithische periode was een cruciaal punt in de Europese culturele ontwikkeling. De Europeaan zag de verschuiving van een zwervend leven van jagen en verzamelen tot een permanente nederzetting, van landbouw en veeteelt tot het begin van de sociale stelsels. Grotere groepen gingen wonen in een plaats met meer vrije tijd vanwege geteeld voedsel. Er ontstaat een versnelde ontwikkeling van de materiële cultuur (aardewerk, behoefte aan opslag), samen met de sociale organisatie en de opbouw van hiërarchieën (stammen met opperhoofden), alsook veranderingen in ideeën en taal.



Hunebed D50 bij Noord Sleen

Tot voor kort geloofden de archeologen dat de opkomst van de landbouw en een vaste manier van leven heeft geleid tot de bouw van de Megalieten. Recent onderzoek echter suggereert dat het misschien het tegenovergestelde het geval was. In het kort, boeren hebben niet de hunebedden gebouwd - het bouwen van de hunebedden heeft uiteindelijk boeren van hen gemaakt. Data van bodemonderzoek in Noord Europa toont aan dat de Megalieten ouder zijn dan de georganiseerde landbouw. Het schijnt dat de monumenten zelf, door de transformatie van de architectuur van reeds heilige plaatsen op een radicaal nieuwe manier, de ideologische veranderingen hebben ingesteld die nodig waren om het menselijk project van de domesticatie en ontwikkeling te beginnen.

De natuurlijke grotten, rotsformaties en aarden heuvels van vroeger behoorden tot een kijk op de wereld die geen scherpe onderscheiding maakte tussen natuur en cultuur. De hunebedden waren een vertrek en symboliseerden een idee van cultuur onderscheiden van de natuur en in staat te zijn er macht over uit te oefenen.



Hunebed G1 bij Noordlaren

Met een nieuwe aandacht voor de verborgen krachten in verband met de overgangen van de seizoenen, de vruchtbaarheid en de teelt, zijn er in het Neolithicum religieuze en wetenschappelijke ideeën uitgekristalliseerd die ons nog steeds achtervolgen in ons eigen idee van de kosmos - ideeën van kosmische cycli en het hiernamaals en onze relatie met de natuur. Het was de geboorte van een nieuw tijdperk van symbolen die in toenemende mate de feitelijke structuur van het sociale leven werden - en dus van ons het idee van wat het is om een mens te zijn.

Maar al deze ontwikkelingen zijn gebaseerd op een relatie met patronen van het landschap, verder terug in het Mesolithicum en eerder - en vaak op of nabij dezelfde plaatsen. Plaatsen die al die tijd hebben voort geduurd. In de grondslag van de oudere Europese kerken vinden wij vaak overblijfselen van Megalithische monumenten. Monumenten die zelf zijn gebouwd op grafheuvels dateren uit kampen van de jagers-verzamelaars (10.000 - 5.000 v. Chr.)

De geest van deze plekken is op de een of andere manier sterk genoeg om al die duizenden jaren gebruikt te kunnen zijn met al haar culturele veranderingen en is een sleutel tot het volledige begrip van de betekenis van de monumenten.

De Nederlandse Hunebedden

De schaal en de complexiteit van de Nederlandse hunebedden komt bij lange na niet overeen met hun meer beroemde familieleden bij Stonehenge of Carnac, ze delen ook niet hun astronomische omvang wat tot gevolg had dat ze vaak vergeten zijn, zelfs in serieus onderzoek. Maar ze hebben een rustige, intieme grootsheid van zichzelf, sfeervol gelegen in hun bosjes van knoestige eiken of oude dennen met uitzicht op het omliggende landschap. Als pure uitingen van hun Neolithische impuls, verdienen ze een bredere aandacht, vooral voor hun nauwe relatie met het landschap.

Hunebedden krijgen hun naam uit de plaatselijke folklore, ze staan voor 'de bedden van de Hunen' - de reuzen die ze gebouwd hebben. In Noord Duitsland worden de nauwverwante megalieten 'Hunegraben' genoemd, of 'graven van de reuzen'. Overal hebben lokale legendes het verhaal van de reuzen en de stenen en van de wdwergen die in de heuvels en hun onderaardse gangen wonen.


De bouw van de hunebedden door een alliantie van reuzen en dwergen, als voorgesteld in een gravure uit Johan Picardts boek uit 1660, 'Eenige vergeten en verborgen Oudheden'. Het steunt nog vrij veel op de nevel rond de legendes, maar het werk van Picardt was de eerste serieuze poging om de betekenis van Megalietische overblijfselen van drenthe te verklaren.

Picardt heeft de 'steenhopen' aangesloten met het nationale epos van de Friese bevolking van Noord-Nederland, en heeft ze teruggetraceerd naar een verre oudheid, met behulp van de bijbelse genealogie van reuzenbevolking op de aarde na de zondvloed.

Rond dezelfde tijd, in Zweden, heeft Olaus Rudbeck de megalieten in dat land met de Atlantis en de oorsprong van de Europese beschaving verbonden.


De Odyssee van de Stenen



Hunebed D15 bij Loon

Hoewel historisch gezien dateren de stenen van ongeveer 5300 jaar aan de neolithische periode, hun verhaal begint eigenlijk in de tweede-naar-laatste ijstijd (200.000 - 130.000 vC).

Gletsjers van Scandinavië hebben enorme rotsblokken naar Noordwest-Europa uitgevoerd. Zij zijn achtergebleven toen de laatste ijstijd is geeindigd rond 10,000 vC. Het Hunebed in Rolde bevat 17 verschillende rassen van gneis en graniet, afkomstig uit Zweden, Finland en de verre uithoeken van de Oostzee.

Het gebruik om van deze stenen monumentale graven te bouwen volgt bijna dezelfde oorspronkelijke route van de stenen zelf, uit Zweden, via Denemarken en Duistland naar het noorden van Nederland. De enorme stenen kunnen 20 ton of meer wegen en staan meestal in het typische patroon van de drie-stenen 'triliet', twee rechtopstaande stenen die een grotere horizontale deksteen ondersteunen.

Waarom werden ze gebouwd?



Hunebed D6 bij Tynaarlo

De hunebedden waren zeker begraafplaatsen, ze waren echter ook rituele centra, een focus voor de processie van de seizoenen en de geestenwereld van de voorouders. Ze waren prominent gepositioneerd in het landschap en de opzet was afgestemd op de oost-west as, langs het pad van de zon en gericht op de zonsopgang op de kritieke punten van het zonnejaar. Er is zelfs enig bewijs van astronomische uitlijning.

Het entree portaal was op de lange zuidzijde en werd afgesloten door een grote steen en bedekt met aarde, vervolgens opnieuw geopend (met enige inspanning) en vele malen opnieuw gesloten. Overblijfselen van offers zijn te vinden bij de portalen en het lijkt erop dat het interieur was gereserveerd voor de geestelijke elite terwijl de bevolking in het algemeen verzamelde buiten bij de ingang.



Hunebed D49: de Papeloze Kerk

De kameren kunnen misschien verre herinneringen aan de grotten van het Paleolithicum doen herleven, de toegangspoort tot de mythische onderwereld van de voorouders - wiens botten zorgvuldig werden gearrangeerd (en periodiek werden weer herschikt) met gereedschap, aardewerk en soms wapens in de ruimte hieronder. Met als in de Paleolithicum grotten, waar ritueel schilderijen in de meest geluidsdichte delen van de grot zijn gevonden, is het waarschijnlijk dat de ingesloten stenen ruimte van het Neolithische passage graf ook zou worden benut vanwege zijn akoestische of muzikale eigenschappen, zoals sommige studies suggereren.

Het entree portaal was op de lange zuidzijde en werd afgesloten door een grote steen en bedekt met aarde, vervolgens opnieuw geopend (met enige inspanning) en vele malen opnieuw gesloten. Overblijfselen van offers zijn te vinden bij de portalen en het lijkt erop dat het interieur was gereserveerd voor de geestelijke elite terwijl de bevolking in het algemeen verzamelde buiten bij de ingang.

Alles wat overblijft heden ten dage zijn deze grimmige en eenzame skeletten van steen, nog steeds piekerend over het omringende landschap zoals ze altijd hebben gedaan en altijd zullen blijven doen.


Epiloog: Een Nederlandse Dilemma



Korstmoes op hunebed D28 bij Buinen

De hunebedden zijn vaak gemaakt met kleurrijke stenen, met een schijnbaar opzettelijk gebruik van roodachtige tinten voor kritische dekstenen en portalen. De huidige kleur is echter niet de bedoeling van de bouwers geweest, hij komt voort uit de vele rassen van korstmossen op het oppervlak van de stenen. Samen met de effecten van de menselijke indringers eisen de korstmossen hun tol op van de hunebedden. Sommige archeologen dringen aan op de verwijdering van de mossen, om de monumenten te redden.

Dit alles leidt tot een bijzonder pijnlijk dillema bij de ecologisch bewuste Nederlander - de korstmossen staan op de lijst van bedreigde plantensoorten en verwijdering zou zeer zeker tot de dood leiden van deze mossen.

Dus, wat te doen? De natuur sparen en het erfgoed langzaam laten afbrokkelen of de cultuur redden ten koste van de natuur? Wat mij betreft mag de tijd zijn eigen weg gaan, zoals het altijd geweest is.


Waarom megalieten?

Mijn verhouding met de oude stenen van Europa gaat terug naar mijn jeugd en dan vooral met een bezoek aan één van de prehistorische stenen kamers (hunebedden) in Drenthe.



En zo begon het: Bij hunebed D21 in Bronneger. Ik zit er boven op; op de voorgrond, mijn moeder, tante Janneske, nicht Anneke en opa Sieger. [Foto van mijn oom, Klaas Zoutman]

Dat kleine uitstapje heeft een enorme indruk gemaakt en sindsdien heb ik andere steenformaties, megalieten, bezocht in Engeland, Bretagne en op de Balearen. Op een paar recente 'terug-reizen' kreeg ik de kans om de hunebedden meer in detail te bezoeken en om hun bredere context te ervaren door een bezoek aan soortgelijke Grosssteingraben in het nabij gelegen Duitse Emsland.